Een vraag die ik vaak krijg. Hier komt het antwoord.
Uit allerlei onderzoek en rondvraag komt steeds weer naar voren dat 1/3 van de hoogbegaafden (erg) veel hulp nodig heeft om te overleven. 1/3 heeft (veel) hulp nodig om te functioneren in de maatschappij en 1/3 komt goed uit de verf en heeft nauwelijks (extra) hulp nodig.
Gebaseerd op die verhouding is het aannemelijk dat 2/3 van een groep hoogbegaafden extra (veel) hulp nodig heeft. In het onderwijs kan deze hulp gegeven worden met voltijds hoogbegaafden onderwijs. Op die manier kan een veel grotere groep hoogbegaafden blij zijn met zichzelf en in het volwassen leven goed functioneren in, en bijdragen aan de maatschappij.
Vertaal ik dit naar de onderwijsbehoefte van hoogbegaafde leerlingen, dan moet er plaats zijn voor 1,4%(2/3 van 2%) van het aantal leerlingen in een land, stad of streek.
Amsterdam heeft 65.000 basisschoolleerlingen. Daar is dus behoefte aan 910 plaatsen(1,4%) in voltijds hoogbegaafden PO-onderwijs.
In Rotterdam volgen ongeveer 35.000 leerlingen voortgezet onderwijs. Daar is dus behoefte aan 490 plaatsen(1,4%) in voltijds hoogbegaafden VO-onderwijs.
In Nederland gaan 1.427.000 kinderen naar de basisschool. Er is behoefte aan 20.000 plaatsen(1,4%) in voltijds hoogbegaafden PO-onderwijs. Slechts 4.700 plaatsen(23,5%) zijn gerealiseerd.
In Nederland gaan 996.000 kinderen naar het voortgezet onderwijs. Er is behoefte aan 14.000 plaatsen(1,4%) in voltijds hoogbegaafden VO-onderwijs. Slechts 677 plaatsen(4,8%) zijn gerealiseerd.
Er is een duidelijke behoefte aan veel meer plaatsen in voltijds hoogbegaafden onderwijs. Help je mee?