Wilma van Galen
Als kind heb ik wild om mij heen geslagen én getrapt toen mijn grootouders mij zo nodig een bontjas wilde aantrekken. Ik was noch lang niet op de leeftijd om enige kritische noot over het dragen van bont te kunnen laten horen maar zo’n harig ding aan mijn lijf: ‘no way’. Ruim 40 jaar later zal ik niet meer fysiek en verbaal van mij af trappen maar er zijn nog steeds stoffen die het effect kunnen hebben dat ik letterlijk naar achteren deins.
Mijn vel reageert zeer selectief. Van vingertoppen die mijn huid beroeren ga ik niet ‘knorren van genoegen’ maar veel eerder ‘fiks aan mijn vel krabben’. En als kleuter wentelde ik mij maar al te graag in de modder terwijl die bontjas voor complete paniek heeft gezorgd.
Met voedsel; in het bijzonder ‘de structuur van voedsel’ heb ik dan weer geen moeite.
Al heb ik daarbij de mazzel dat ik uit de tijd stam dat er in yoghurt – in de regel- geen stukjes zaten. Geen vreemde substanties op jonge leeftijd in mijn mond! Op geluiden reageer ik dan wel weer heftig. Het is niet zo erg dat ik ziek van herrie wordt maar mijn handen plant ik, wanneer de plaatselijke drumband langs mijn huis paradeert echt wel tegen mijn oren aan. En elk kefje van de honden van mijn buren voel ik in mijn lijf weerkaatsen.
Mijn lijf is nog steeds bijzonder soepel maar aangezien ik geen stuur lijk te hebben was gymnastiek één grote ramp. En ik dans graag maar van het idee om voorgeprogrammeerde danspassen uit te moeten voeren blokkeer ik volledig.
SENSORISCHE PRIKKELS
Ik (en met mij nog wat familieleden) reageer iets anders op ‘sensorische prikkels’. Bloemencorso kijken is niet alleen maar leuk; het brengt ook de spanning met zich mee dat je weet dat die vreselijke drumband op een zeker moment vlak voor je voeten (én oren) langs komt denderen. Een aversie voor zand zie ik bij twee generaties terug komen.
Gras heeft ervoor gezorgd dat één kind al op zeer jonge leeftijd met buikspieroefeningen is begonnen omdat haar blote beentjes niet met die stinkende groene substantie in contact wilde komen. Koppeltje duikelen; ik ben niet de enige die er weinig van bakt.
En ach, terwijl mijn jongste op circus met trapeze begon was ze nog niet in staat om normaal te huppelen. Een bal vangen; ik duik weg en ook daarin ben ik niet de enige. Tijdens een familiediner moet er rekening gehouden worden dat er de nodige mensen zijn die maar van 4, 5 soorten voedingsmiddelen houden. Mijn vader liep en mijn jongste dochter loopt nog met blote armen terwijl de rest van de wereld al toe is aan een winterjas. Persoonlijk zie en maak ik er geen probleem van. Sommige dingen moet je ‘gewoon’ accepteren, bepaalde dingen vragen om ‘enige aanpassing’ en aan zaken die je werkelijk hinderen, moet je ‘gewoon’ werken.
SENSORISCHE GEVOELIGHEID
Die overgevoeligheid (en soms ‘ondergevoeligheid’) voor prikkels kom je tegen bij mensen met ADHD, mensen met een stoornis binnen het autistisch spectrum maar evengoed bij beelddenkers, Hsp’ers en mensen die hoogbegaafd zijn. En bij mensen met dyspraxie (DCD), dyslexie, dyscalculie, dysfasie en NLD. Ook mensen die de diagnose ‘selectief mutisme’ hebben, mensen met een beneden gemiddeld IQ en personen met allerlei syndromen waaronder het syndroom van Gilles de la Tourette (GTS) en bijvoorbeeld het Triple-x-syndroom zijn in de regel gevoeliger voor allerlei prikkels.
Tevens verloopt de sensorische informatieverwerking bij personen die hersenletsel hebben opgelopen, mensen met allergieën en voedselovergevoeligheid, jongeren in de puberteit en mensen die bijvoorbeeld een whiplash hebben opgelopen nog wel eens op een andere manier. Kortom; er zijn aardig wat mensen bij wie de sensorische informatieverwerking anders verloopt.
SENSORISCHE INFORMATIEVERWERKING
Kort uitgelegd: ‘sensorische informatieverwerking is het vermogen om zintuiglijke informatie op te nemen, te verwerken en de verschillende stukjes informatie aan elkaar te verbinden zodat we er adequaat op kunnen reageren. Vanuit de zintuigen wordt informatie naar verschillende delen van het zenuwstelsel gestuurd. Daar vindt ordening, selectie en samenkoppeling plaats. De zintuigen maken een eigen groei-ontwikkeling door maar werken niet afzonderlijk. Ze beïnvloeden elkaar en zullen uiteindelijk als een geheel moeten functioneren. Als de zintuigen goed met elkaar samenwerken en informatie goed wordt verwerkt in het zenuwstelsel stelt dat de mens in staat op een juiste manier te reageren op prikkels vanuit het eigen lichaam en de omgeving.
Op de website www.wateenverschil.info/ kan je nog veel meer lezen over het onderwerp en in dit artikel www.hiq.nl/service-verslez-211100.php wordt het één en ander uitgelegd over hoogbegaafdheid in relatie tot sensorische informatieverwerking.
MEETLAT EN MENGSELS
Wat een normale ontwikkeling is én wat normaal is wordt bepaald door wat men in deze tijd als normaal voor het gros van de mensheid beschouwd. Bovengenoemde groepen mensen ontwikkelen zich én zijn anders.
Aangezien er nogal wat overlap is tussen de verschillende manieren van ‘anders zijn’ en ieder mens uniek is ben ik van mening dat of je nu wel of geen diagnose / stempel hebt, je moet kijken naar het individu en de eventuele problematiek die ervaren wordt.
En volgens mij is het zinnig om aan dat ‘anders zijn’ geen woorden als ‘probleem’ en ‘problematiek’ te koppelen. Woordgebruik heeft invloed op je denken en ervaren. Het schiet niet op om weg te lopen van iets waar je echt tegen aan loopt maar iets als een probleem bekijken is een ander uiterste.
Het is opvallend dat ik tijdens mijn zoektocht naar informatie over sensorische informatieverwerking direct uitkwam bij ‘sensorische informatieverwerkingsproblematiek’. De toevoeging ‘problematiek’ vind je minder snel als je naar informatie zoekt over synesthesie, synthetiseren, beelddenken en top-down denken terwijl dat toch ook alles te maken heeft met een andere manier van informatie verwerken.
En je leest zelden iets over dat hoogbegaafden nog wel eens ‘weggezet’ worden als weinig gevoelig terwijl ze dat wel degelijk zijn maar een ander soort prikkel-verpakkingsmateriaal (de ratio) gebruiken om uiting te geven aan hun gevoelens. Iets waar vooral slimme vrouwen op afgerekend worden. Kortom; wie bepaald wanneer iets onder de noemer ‘probleem en problematiek’ valt? En wanneer is iets een probleem?
ZEVENS TIPS
Op bovengenoemde website en in ‘Zeven tips voor het omgaan met prikkels’ www.wilmavangalen.nl/html/blog_12.html staan een aantal tips die je kunt gebruiken in het omgaan met allerlei prikkels. Tips die ik er aan toe wil voegen:
- Accepteer dat je anders reageert op allerlei soorten prikkels en dat je informatie anders verwerkt. Vaak zijn er naast ‘negatieve aspecten’ evenveel ‘positieve aspecten’.
- Schop die meetlat opzij; kijk naar wat je werkelijk nodig hebt en zoek zo nodig naar oplossingen en alternatieven.
- Laat je niet aanpraten dat je iets niet kan omdat je volgens de diagnose die je hebt gekregen iets niet kan. Je bent en blijft een uniek persoon!
- Heftige reacties op bepaalde zintuigelijke prikkels kan je aanpakken door jezelf via een gewenningsproces steeds weer te confronteren met een bepaalde prikkel.
- Accepteer dat wennen aan bepaalde prikkels en/of bepaalde dingen aanleren gepaard kunnen gaan met het ervaren van angst. Bouw langzaam op!
- Stimuleer je lichaamsbesef. In ‘Zeven tips om fysiek scherp te blijven’ www.wilmavangalen.nl/html/blog_22.html staan wel wat tips om mee te starten.
Ga jongleren om de samenwerking tussen je hersenhelften te stimuleren. En/of start met bewegingsoefeningen die daarop gericht zijn en ervoor kunnen zorgen dat je (beter) leert te automatiseren. Iets dat je op eigen houtje kunt doen (voor hulpmiddelen en ideeën> www.braingym.nl/ ) maar je kan natuurlijk ook begeleiding zoeken. Zelf ben ik aan het jongleren geslagen en als ik toe ben aan de volgende horde dan vraag ik Gera de Leeuw om begeleiding. Angst voor beweging zit nog aardig in mijn lijf en om bepaalde zaken te leren heb ik iemand nodig die begrip heeft voor mijn angst, paniek en onhandigheid en mij af en toe een zetje geeft of ‘terug haalt’.
Ik schreef al in het begin dat je sommige dingen ‘gewoon’ moet accepteren; dat bepaalde dingen vragen om ‘enige aanpassing’ en dat je moet werken aan zaken.
Enigszins simplistisch uitgedrukt want het kost wel tijd, lef en doorzettingsvermogen. Ook na een week vliegen bij mij nog de twee ballen in het rond en het heeft mij wel een jaar gekost voordat ik quasi nonchalant zei: ‘doe mij maar drie jongleerballen’. En dansles? Later…………………
Ik zie hier wel een leuk onderzoek in. Volgens mij moeten al die mensen mét, zich nogal eens aanpassen aan het normale wat men gecreëerd heeft in de samenleving. Ik ben wel benieuwd of er een significant verband bestaat tussen enerzijds het niveau en duur van het aanpassen aan de situatie en anderzijds de mate waarin de sensorische ontwikkeling zich heeft ontwikkeld. Naar mijn bescheiden mening zit daar wel een verband. En als er een verband is dan denk ik dat het aantal vrouwen significant groter is dan het aantal mannen.