Blogger Sandra: Jij bent toch hoogbegaafd? Jahaaaa…!

“Jij zou toch de vaatwasser uitruimen?”
“Jahaaaa..!”
“Jij zou toch die vieze spullen…?”
“Jahaaaa…!”
“Jij zou toch…?”
“Jahaaaa!”

Toen ik dit filmpje van de campagne NIX18 voor het eerst zag, dacht ik: verdorie, DIT is dus het verschil tussen mij en de andere kinderen uit mijn jeugd! Niet mijn leeftijdgenoten waren afwijkend met hun “Jahaaa”-gedoe. Ik week af met m’n “Ja, doe ik”-gedoe.

Die campagne heeft een serie aha-erlebnissen tot gevolg.
Het geïrriteerde ge-pffffft en ge-Jahaaaa maakte mij als kind al juist nieuwsgierig. Wat zou er zo verschrikkelijk zijn aan de wasmachine vullen?Stofzuigen? Aardappelen schillen? De kozijnen schilderen…okee, dat is inderdaad een heftig karwei. De afwas zag ik als leuk moment om te kletsen met pa. Of weg te dromen op de eentonige handgebaren van afdrogen.

Het was voor mijn ouders niet moeilijk straffen om voor de andere twee kinderen te bedenken. Maar voor mij moest een heel ander pallet penalty’s aangewend worden. Het verschil alleen al verwarde me. Verboden en geboden die alleen voor mij golden en die nooit beargumenteerd werden. Als ik vroeg wat ik verkeerd gedaan had– zodat ik het volgende keer beter kon doen – kwam daarop nooit een concreet antwoord. Nu begrijp ik waarom: ik sneed met mijn scherpe analytische bek hun motivaties uit elkaar. Niet dat ik toen al ooit van het woord ‘analytisch’ had gehoord.

In veel mensen herken ik een volwassen versie van het puberaal “jahaaa…”. Ik imiteer op een stil moment wel eens de taal, mimiek en stem. Gewoon om te voelen wat voor gevoel er in een lijf zit bij zulke non-verbale expressies. Het verwondert me: de emoties die ik ervaar bij afwassen, stofzuigen en andere klussen, zijn bijna diametraal aan die van mensen die aangeven te ‘balen’ van zulke taken. Althans te oordelen naar wat imitatie van hun (lichaams)taal mij doet voelen.

Ik ervaar een aangenaam gevoel van rust en samenvallen met mezelf (en eventueel de andere afwasser). Nagenieten na een lekker maal. Op te ruimen tot de volgende zondag.
De lichamelijke activiteit van afwassen die na het eten hoort zoals het koken ervoor, verdiept bij mij juist de ervaring van het gezellig eten. “Jahaaa..”-ers melden juist gevoel van afknapper, onderbreking van genot, irritatie, het in vergelijking met het dineren onflatteus vinden.

Ook verwonder ik me over het ‘schaarsheid’-argument van ‘jahaaa’-ers: afwassen gaat ten koste van een andere activiteit. Volgt er niet nog een uur na het afwassen? Ook daarin werkt het bij mij kennelijk anders: “ ik ga dit eerst doen ook al had ik het plan om eerst dat te doen. Dat schuift dan door naar een later tijdstip. Hee, dan ga ik er tijdens het dit-doen van genieten het dat-doen nog komt!”
Wat het ook is, ik zoek en vind een facet dat me een levenslustig gemoed geeft. Dat hou ik als grondtoon voor het doorvoelen van fijne en eventuele onprettige emoties. Soms rek ik daarvoor de realiteit wat op: als ik bungalows poets, geniet ik van het idee dat de mensen die geboekt hebben vanavond ontspannen in een fris huisje. Een plaatsvervangend genoegen vind ik vaak even heilzaam als het ‘echie’ voor mezelf beleven.

Lichamelijke activiteit werkt bij mij als een soort EMDR. Ik zit momenteel onder het normale niveau van conditie en uithouding. Het maakt aanzienlijk verschil in mijn vermogen emoties te verwerken. Of ze nu positief of negatief zijn: ik raak sneller overweldigd en daardoor sneller moe. En mijn snelle, wendbare geest loopt vast in een strammer lijf.
Een beter pleidooi voor fysiek werk – ook die in de ‘Jahaaa..’-categorie – kan ik niet bedenken.

De “jahaaa…”-houding en het gedrag tonen een gemoedstoestand die ik wel herken als die in iemand omgaat. Maar érkennen vind ik zeer lastig: Irritatie, schaamte en verongelijktheid bij taken die geen afbreuk aan je levensloop doen. Ik kan het denk- en gevoelspoor ervan volgen, het inleven. Maar kom al doende nooit ergens anders uit dan aan een zielsafgrond op termijn. En het is waarschijnlijk daarom dat mensen met een ‘jahaaa..’-houding mij als afstandelijk en weinig begripvol ervaren. Dat voelen ze goed aan.
Dezelfde soort emoties beleef ik in mijn bestaan wel ook. Soms heel diep en wringend. Maar alleen bij zaken die concreet de (in)richting en het verloop van mijn leven in de werkelijkheid beïnvloeden. Zoals harde breuken, misverstanden en dus verlies van contact met mensen vanwege dezelfde eigenschap die ook tot verbinding, begrip en creatie met weer andere mensen leidt: hoogbegaafdheid.

Mezelf begrijpen in deze context vind ik nog altijd moeilijk. Voor mensen om me heen is dat minstens zo moeilijk vanuit hun oogpunt. Vooral bij het aangeven van de grens aan mijn “ja, doe ik”-benadering. Ik vergeet nogal eens dat ik die gewoon wel heb. Of ik meld het niet omdat ik denk dat iemand anders dezelfde grens hanteert en dus snapt dat de mijne daar ook ligt. Dus groot de schrik bij iemand die over mijn grens gaat: Dan word ik van buigzaam volwassene ineens de laatste puber in de NIX18-campagne:

“Biertje?”
“Nee!”

Deze roestige tekst schrijf ik midden in mijn ontdekkingsreis. Reacties en debat zijn zeer welkom als tuidraden en ankerplaatsen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *